Wettelijke verankering van de GBL: gevolgen voor schadeprofessionals

Zoals al eerder aangekondigd in de nieuwsbrief van maart, zijn op 1 juli 2025 vijf kernregels uit de Gedragscode Behandeling Letselschade (GBL) officieel wettelijk vastgelegd. Deze stap moet bijdragen aan een transparantere en efficiëntere afhandeling van letselschadezaken. De GBL, die sinds 2006 bestaat, heeft als doel om de behandeling van letselschadeclaims eerlijk, zorgvuldig en voortvarend te laten verlopen. In de praktijk bleek echter dat de gedragscode niet altijd werd nageleefd. Onderzoek van de Universiteit Utrecht naar langlopende letselschadezaken liet zien dat vertragingen vaak niet op één partij waren terug te voeren, maar dat het hier ging om een breed gedragen probleem binnen de markt.
Door een aantal regels uit de GBL in de wet op te nemen, worden verzekeraars nu wettelijk verplicht zich aan vastgestelde termijnen te houden. De Autoriteit Financiële Markten (AFM) is aangewezen als toezichthouder en mag, indien nodig, handhavend optreden. Deze wetswijziging is niet zonder kritiek gebleven. Vooral het feit dat de verplichtingen alleen voor verzekeraars gelden, zorgt voor onvrede. Andere professionals die betrokken zijn bij de afhandeling van letselschade, blijven voorlopig buiten schot. Daardoor ontstaat er een ongelijk speelveld, waarin alleen verzekeraars kunnen worden aangesproken op hun handelen.
De nieuwe wet schrijft onder meer voor dat verzekeraars binnen twee weken schriftelijk moeten bevestigen dat zij de aansprakelijkstelling hebben ontvangen, en dat het onderzoek naar de aansprakelijkheid direct na ontvangst moet starten. Binnen drie maanden moet er een onderbouwd standpunt over de aansprakelijkheid volgen. Als de schade erkend of definitief vastgesteld is, moet binnen twee weken tot uitkering worden overgegaan. Wanneer een zaak langer dan twee jaar duurt, moeten partijen – op initiatief van de verzekeraar – onderzoeken wat de oorzaak van de vertraging is. Daarnaast is vastgelegd dat er binnen zes weken inhoudelijk gereageerd moet worden op correspondentie van het slachtoffer of diens belangenbehartiger. Ook moet er minimaal eens per jaar persoonlijk contact zijn tussen verzekeraar en slachtoffer, tenzij het slachtoffer dat nadrukkelijk niet wil.
Voor slachtoffers betekent deze codificatie in principe een duidelijke verbetering: er komt meer duidelijkheid, betere termijnen en meer grip op de voortgang van hun zaak. De wet is op 9 december 2024 gepubliceerd in het Staatsblad en is met ingang van 1 juli jl. van kracht.
De nieuwe verplichtingen hebben ook gevolgen voor NIVRE-experts die in opdracht van verzekeraars werken. De zeswekentermijn zal ook voor hen feitelijk gaan gelden, wat de druk op de capaciteit van WA-expertisekantoren en individuele experts vergroot. Daarnaast zorgen het verplichte jaarlijkse contactmoment en de evaluatie na twee jaar voor een extra inspanning in de samenwerking tussen verzekeraar, buitendienst en externe expertisebureaus. In een markt waar capaciteit toch al onder druk staat, betekent dit een aanzienlijke intensivering van het werkproces.
Hoewel het belang van voortgang in de schadeafhandeling buiten kijf staat, is het de vraag of verzekeraars in staat zullen zijn om voldoende capaciteit vrij te maken om aan deze wettelijke eisen te voldoen. Eén ding lijkt zeker: de druk op de individuele NIVRE-expert zal toenemen.
Daarbij blijft het wringen dat deze verplichtingen nu eenzijdig zijn opgelegd aan verzekeraars en hun vertegenwoordigers. Het kan niet zo zijn dat alleen de ene kant van het speelveld gehouden wordt tot voortgang en professionalisering. Het is dan ook wenselijk – en in het belang van het slachtoffer – dat ook belangenbehartigers en slachtofferexperts zich committeren aan deze termijnen. Hoewel zij (nog) niet wettelijk kunnen worden aangesproken, ligt hier een gedeelde verantwoordelijkheid. Het NIVRE pleit daarom voor brede naleving van deze gedragsregels door álle betrokken schadeprofessionals. Dat is de enige manier om een gelijk speelveld te creëren en de positie van de benadeelde daadwerkelijk te versterken.