CAR-polis begint zijn paraplufunctie te verliezen
Bij bouwwerkzaamheden werken hoofdaannemers veelal met meerdere onderaannemers, waarvan het aantal op grote projecten eenvoudig kan oplopen tot boven de 50. Bij schade was het voor de betrokkenen een veelal lang getouwtrek welke aannemer een schade moest afwikkelen. Decennia geleden is om die reden de CAR-polis ontwikkeld. De functie van een CAR-polis is daarbij om alle bij de bouw betrokken partijen te verzekeren onder één polis, om welke reden de CAR-polis ook wel een paraplu-polis wordt genoemd. Zo werd het afwikkelen van een schadeclaim eenvoudiger en verviel het over en weer aansprakelijk stellen van (onder)aannemers.
De laatste jaren is echter een kentering zichtbaar. Veelal onder invloed van assurantiemakelaars nemen (hoofd)aannemers in hun onderaannemingsovereenkomsten een bepaling op waarin de onderaannemer toegang tot de polis wordt ontzegd of alleen met toestemming toegang wordt verleend. Het doel hiervan is veelal de eigen polis schoon te houden.
Dit resulteert vaak in betrokkenheid van meerdere experts voor een (soms simpele) schadeclaim. De afwikkeling verloopt hierdoor trager en de CAR-polis verliest als zodanig een belangrijke functie.
Naast dat een gedekte schade uiteindelijk altijd door een verzekeraar wordt betaald, zijn de expertisekosten in totaliteit hoger door de betrokkenheid van meerdere expertisebureaus. De beperkte CAR-markt in Nederland in ogenschouw nemende in combinatie met de wet van de grote getallen, zijn verzekeraars met deze ontwikkeling per saldo dus meer kosten kwijt. Het is als zodanig voor alle partijen beter als men de CAR-polis weer gaat toepassen waar deze oorspronkelijk voor bedoeld was, een polis waarop alle bij de bouw betrokken partijen zijn meeverzekerd.